top of page

de Heren van Mösenghem

Wie zijn ze ? ........ en vanwaar komen ze ?    Het is wachten tot het einde van de 12e eeuw.

Pas dan weten we perfect wie de plak zwaait in Meuzegem , wie de hogere gezagdragers zijn en tot welke entiteit ons dorp behoort.

Grimbergen ....... als rode draad doorheen Meuzegem !

Laten we even de plaatselijke " costuymen °1682 " van nabij bekijken. 

Met uitzondering van Vilvoorde , een hertogelijke enclave waarin de rechtbanken het " recht van Loven " volgden , evenals de Heerlijkheid Merchtem (binnen de stadspoorten) , verwijzen alle andere rechtbanken naar het oud Ukkels.

 

Een Grimbergs recht is er ook , maar niet onder die vorm, dat leggen we later wel uit.

Toch zijn er markante aanwijzingen dat onze leefgemeenschap in de vroege Middeleeuwen bestuurd werd door de Grimbergse geslachten. Deze geslachten zochten huwbare partners tot ver buiten de parochiale en territoriale grenzen.   Dit waren heel normale en zelfs noodgedwongen handelingen om het eigen patrimonium te behouden. 
Zelfs op het doorschuiven van erfgoederen kleeft een vast patroon : terwijl de " bonis patrea " (= de vaderlijke goederen) gegeven worden aan de oudste erfopvolger , worden de verworven " bonis maternis " met de dochter(s) meegegeven als bruidsschat.

Op het einde van de 13e eeuw wordt " het huis van Mosenghem " verkocht aan de Commanderij Pitsemburg , een Duitse Ridderorde welke ontsproten is uit de Grimbergse/Mechelse geslachten en waarvan de heren van Meuzegem zelf deel uit maakten. 

 

Ze verkochten 110 hectaren grond en hun grootse boerderij voor amper 24 pond , wat zou kunnen wijzen dat ze zich in regel willen stellen om te voldoen aan de intrede verplichtingen van Teutoons ridders of " seriantbroeders " : "...... gehoorzaamheid tot de dood en gelofte van armoede ......

De  bonis maternis " le Fief/ Chateau de Meuseghem " , een enclave in Jette, hielden de Heren van Meuseghem lang in eigen bezit ; voldoende lang om hun familienaam aan het toponiem te geven.

Nog voor de 13e eeuw werd het domein verkocht aan de Brabantse Hertogen die het in hun Leenhof plaatsten. De eerste verheffers van het leen waren de Burggraven of Kasteleinen van Brussel.

Een tweede opvallend feit is dat de Heer van Wolvertem " Onulphus de Brucsella " geen persoonlijke goederen claimde in Meuzegem ; hij had enkel de jurisdictie , het recht om te oordelen. 

Zelfs in het aanpalende blok "Hameyde " (lees Imde) behoorde de helft van de landerijen toe aan Pitsemburg (voorheen Meuzegem) en aan het Mechelse geslacht "de Crane ".

Bovendien was het altaar van Imde een afhankelijkheid van de kerk van Meuzegem en werd deze bediend door de Meuzegemse priesters.

Wanneer tijdens de 16e eeuw de " rampaanbidding " in 7 Maria-kerken een stille dood sterft is er nog voldoende hegemonie aanwezig om de jaarlijkse feestdag van de pas opgerichte Wolvertemse Boskapel te vieren op het patronaat van Maria Boodschap van Meuzegem , nl. 25 maart.

Deze feiten (en nog een aantal) doen vermoeden dat de twee domeinen ooit één entiteit vormden.

Ondanks twee verwoede pogingen (cc 1106- 1113) om het Grimbergse " Cella " in leven te houden , moet het toch zuur overkomen voor de " Principes de Grintbergh " wanneer het kerkelijk domein Mosenghem onder voogdij komt te staan van een abdij gesticht door de Brusselse kasteleinen.

Dat verklaart misschien de zeer uitzonderlijke en afwijkende rechtstoestand van de kerk : "....... praedictas ecclesias, ab omni exactione debitisque obsoniis liberas facio ...." (= volledig vrij van alle taxen).    Bovendien kregen onze kerkdienaars het voorrecht de tienden zelf te beheren en moest de Abdij van Dilighem financieel instaan voor het Meuzegems  " Curehuis ".

Ook het goederenbestand te Rossem is half om half ; de Meuzegemse bossen lagen in het zuiden van Rossem, (= de Pauwhoeve) evenals de Meuzegemse Meers(en).

De laatste stukken Grimbergs erfgoed (rood omlijnd) onder Rossem ( 14 bunders) werden in 1257 van de hand gedaan door kanunnik Arnoldus de Zellaer "Scholaster tot Machlina " een priester uit het Grimbergs/Mechels geslacht en aan de Abdij van Dilighem geschonken.

Nog een opvallend feit is dat onze seculiere priester in 1287 "..... Balduinus , Propheet de Mosenghem, presbyter ......" milde schenkingen doet aan het kapittel van Sint Rumoldus te Mechelen.

Wat blijft er nog over van de goederen van de Heer van Wolvertem ?

Wanneer beide Norbertijnen abdijen , Dilighem en Grimbergen, besluiten om in °1140 afstand te doen van hun vrouwelijke medebewoners , bundelen de heren van Wolvertem en Grimbergen hun krachten en doneren ze gezamenlijk voor de oprichting van het vrouwenklooster te Nieuwenrode.

Meer dan 50 ha bos is afkomstig van het huis van Grimbergen en 60 hectaren uit het huis van Leefdael.

Er zijn twee hypotheses mogelijk voor de verwerving van goederen (+ de jurisdictie) in Wolvertem : primo Onulphus van Brussel was gehuwd met Remudis , een telg uit het huis van Grimbergen, secundo, de moeder van Onulphus kwam uit het geslacht van  Grimbergen die regeerde over het " het landt van Grimbergen "

We mogen terecht het geslacht Grimbergen aanduiden als eerste bestuurders van Meuzegem.

De Principes de Grintbergh.

Volgens het " Decem libri historiarum " van Gregorius van Tours (538-594) bestond het rijk van de Merovingers uit kleine koninkrijkjes of landen die bestuurd werden door een " Rex " (= koning).
De term "landt " , vaak omschreven als een afgebakende entiteit, vinden we zelfs tot in de late Middeleeuwen terug : Land van Bornem, Land van Asse, Land van Aalst, Land van Dendermonde , land van Gaasbeek ....... Land van Grimbergen.
Deze territoria hadden een beperkte autonomie en maakten deel uit van een groter geheel.
Het veranderde van bezitter, van naam , van grootte ...... werd heringedeeld , verwisseld , verkocht , weggeschonken, in leen gegeven of vererfd ........ naargelang de goedkeuring van de nieuwe eigenaar. 
Ook de nomenclatuur van de territoria veranderde voortdurend ; koninkrijk, rijksleen , palts (= koninklijke woonplaats) , pagus , gouw , mark , landmark, graafschap, landgraafschap, markgraafschap , paltsgraafschap , hertogdom ........ etc.

In °843 (= verdrag Verdun) worden onze gebieden toegekend aan Keizer Chlotarius , welke rond °850 een nieuw gebied verovert en hier ook zijn naam aan geeft : " Lotharingen ".
°855 Chlotharius trekt zich terug in de abdij van Prum en stelt een erfverdrag op.
Zijn oudste zoon wordt Koning van Italie en mag zich keizer kronen. De jongste mag zich tevreden stellen met de Provence en Zuid-Bourgondie en de andere zoon Chlotarius II wordt koning van Lotharingen en Noord-Bourgondie. 

In °869 wordt het koninkrijk Lotharingen overgenomen door zijn zoon Chlodovic , alias Germanicus , alias de Duitser.

Deze erfenis is in Aspide in °870 vastgelegd (= verdrag van Meerssen) en daar werden de grenzen van Lotharingen heringedeeld.


Rond deze tijd , (°890-°911) maken de Principes (= leiders) de Grimbergh , Odelardus en Eligardus hun intrede als militaire machthebbers en beschermelingen onder Witgher , Hertog van Lotharingen : " ...... Pater eiusdem Virginis, Odelardus nomine, militans sub Witgero Duce Lotharingorum ...... "

Deze legeraanvoerders worden vermeld in de "vitae Berlendis " , een heiligenverhaal , chronologisch te plaatsen op het einde van de 9e eeuw , neergepend midden 11e eeuw . 
 

De " principes " kwamen uit het geslacht van de Ardennen, nl 'het Huis van Verdun" het waren militaire heren die de Schelde-, Zenne- , Rupel- en Henegrens bewaakten van de pagus Brackbantiae, het vrijwaren van menige strooptochten van " Northmanni " (= Noormannen), of " Wickingen " (wick = strijd / inga = volgeling), waaronder de " Chunni " (= Hunnen).

Het waren zeevolkeren gevestigd aan onze kusten en niet in Denemarken. 
 

Merk op dat de lager gelegen gebieden en rivierbeddingen in Vlaanderen nog niet ingepolderd en bedijkt waren ; dat maakt dat het huidige Oost-Vlaanderen en de kusten van West Vlaanderen vroeger bezaaid lag met kleine zandbergen, de donken, zodat de toegankelijkheid naar de pagus Bracbantiae gemakkelijk was (vooral met platte bodemschepen).

Odelhardus wordt in deze vitae vermeld als landgraaf , die samen met zijn zoon Eligardus, het bevel voerde op de burchten van " Ascum " (Asse) en " Humberch / Hunniberth / Heymbeca " (Grimbergen). " ......fuit autem possessio illius Humberch et Ascum castella duo; quorum alterum, scilicet Ascum, ab Hunnis destructum ..... "

Men houdt best rekening dat in vitae's  de verhaallijnen sterk geromantiseerd zijn, en zoals meestal , verkeerd geïnterpreteerd. Het waren meer geloofsbrieven die gebruikt werden om goederen uit het verleden een herkomst te geven.
 

Het waren geen Noormannen, integendeel, het waren strooptochten van kleine zeevolkeren, waaronder de " Chunni " , die leefden op de nabije donken aan de andere kant van de Schelde.  Na de mislukte aanval op de "Sennecaberg " bij de "Senna " maakten zij gebruik van de 4000 jaar oude landweg Huyneghem - Sempst om " Borgstad in Ascum " te plunderen.

De aanwezigheid van Eligardus , zoon van Odelhardus en Heer van Verdun, vindt je terug in de toponymie van Asse.

Op een veld , nabij "Borgstad " ligt "het Verduyn ", een licht hellend veld welk dienst deed als verzamelplaats voor de militaire troepen.

(nvdr : eerder, in cc50 nC werd dit veld "Campus Cesaris " gebruikt door Keizerlijker Romeinse troepen om de via Mons-Asse aan te leggen.   

Het geslacht “van der Tommen ”

 

“ Milites de Tumba “ , zo werden de eerste Heren genoemd die de motte-burcht beheerden.
Het toponiem spreekt voor zichzelf , Tomme/Tumba/Tumulus = heuvel.
Zij waren de opvolgers van Odelardus die deze natuurlijke heuvel uitkoos om er een burcht op te plaatsen.

 

Het was geen opgeworpen heuvel maar een natuurlijke heuvel, een van de vele heuvels op het plateau langs de Zenne.   Hij werd deels afgegraven om de toegang tot de burcht te bemoeilijken.

 

Enkele jaren geleden werd een deel van deze heuvel aangesneden voor archeologisch onderzoek.

Een hele resem prachtige artefacten werd daar bovengehaald : van silex afslagen, schrabbers en lemmers van de bewoners uit de bronstijd tot onderdelen van weefgetouwen , kogelpotten,  paardenbeslag en benen kammen versierd met de zonnetekens uit de Merovingische periode.  

Even verder van de verdedigingsburcht ligt de woonst van de Heren van Grimbergen of liever de eigenaars van de tomme (heuvel) , het kasteel van der
Tommen.

Toen een deel van het geslacht zich afsplitste en zich definitief vestigde, bouwden ze tijdens de Christianisering een kerk met als voogd "San Salvator" net als in Verdun. De Heren van der Tommen kregen de titel van “ Borchgraeve” en “ Castelanus ”. Zij stonden garant voor de bewaking van de motte-burcht.
De Heren van der Tommen en de Heren van Grimbergen komen uit eenzelfde geslacht, namelijk van Verdun , of het Huis van de Ardennen.
Het verwantschap wordt bevestigd bij de erfdeling in °1132 “ Laatstleden nu, na den dood van Gualterus, hebben zijn erfgenamen, Geraard en Arnuf, die niet konden gedoogen de verlatenheid der kerk, waar de gebeenten rustten van hun vader en moeder en .....” en van °1197, toen de Heren van Grimbergen een veto stelden om het oud patrimonium van hun voorvaderen , de Sint-Salvator kerk, de motteheuvel en een veld gelegen naast de Heienbeek te vrijwaren.

200 jaar stilte voor een 73-jaar durende storm.


°870 ........laten we beginnen met de status van de Grimbergse

Odelardus : landgraaf, ook vernoemd als markgraaf.  
Het land van Grimbergen vormde net als het land van Asse, Aalst,

Dendermonde en Bornem het “ Lantgraefschap Bracbantia “ ,

een bonte verzameling van kleine landen ten oosten van de Schelde.
Het landgraafschap Brabant maakt op zijn beurt deel uit van de

Brabantgouw , samen met het Graafschap Brussel ,

Graafschap Ename en het Graafschap Henegouwen.

De Brabantgouw was een onderdeel van het Hertogdom Lotharingen,

welk een rijksleen was van de Duitse Keizer....... kan je nog volgen ?
 

Dan volgt de leegloop van de Brabantgouw ......
°947 .... het graafschap Leuven wordt opgericht door

Reynier Langhals, graaf van Henegouwen ; voorheen maakte Leuven

deel uit van het huis van Henegouwen.
°977 ..... het Hertogdom Lotharingen wordt opgesplitst ....... het

wordt nu Neder-Lotharingen .....
°1005 het graafschap Brussel wordt via een huwelijk opgeslorpt

door de graven van Leuven
°1025 , °1056 en ° 1059 .......opsplitsing graafschap Ename
°1044/45/56 .... het land van Dendermonde gaat naar het Graafschap Vlaanderen .... in °1059 volgt het land van Aalst en het land van Bornem
°1085 ...... paltsgraaf Herman II , oprichter van de Abdij van Affligem , sterft .......
Het restant van het landgraafschap Brabant wordt toegewezen aan de graven van Leuven.
Blijkbaar zonder het land van Grimbergen ; zij vallen rechtstreeks onder de bevoegdheid van de Hertog van Neder-Lotharingen.

Meuzegem en de nieuwe keizer Hendrik V.


Op Pinksteren, 13 mei 1106 zijn veel vooraanstaanden aanwezig voor de viering in de imposante dom van Worms.

Ook de jonge graaf van Leuven, Godfried, is in de kerk.    Ze zijn er op uitnodiging van de kersverse Roomse koning Hendrik V, de gekozen maar niet gekroonde keizer van het Duitse rijk.
Hij had zijn vader Hendrik IV tot troonsafstand gedwongen en hem gevangen gezet.
Vader was echter kunnen ontsnappen en beiden hengelen nu naar nieuwe bondgenoten.
Hoewel Odo van Doornik, bisschop van Kamerijk , geen sympathisant was van beide keizers, stuurde hij het Bisdom Kamerijk naar een onafhankelijke richting. 

Toen hij waagde de lekeninvestituur te bekritiseren , verbande Keizer Hendrik V hem in 1110 als monnik naar de abdij van Anchin.

Omdat hij nooit zijn staf en ring uit handen van de keizer had ontvangen, was hij niet officieel benoemd en zijn de oorkonden die hij opmaakte tussen 1110 en 1013 niet rechtsgeldig.

Niet alleen de oprichting van de Grimbergse abdij met Augustijnse leefregel viel in deze periode,  maar ook de oorkonde van onze kerk “ Mosenchem ” , dd 23.09.1112 .
 

Gelukkig worden 33 jaar later, in °1145 de gedane
handelingen uit °1112 nogmaals bevestigd door Bisschop Nicolaes I van Chievres.

De Grimbergse oorlog van °1106 tot °1179


Hendrik I van Limburg en Hertog van Neder-Lotharingen , bondgenoot van Waltherus de Grimbergen en trouwe vazal van keizer Hendrik IV , bood onderdak aan de afgezette keizer.
Uiteindelijk werd Hendrik I van Limburg afgezet en op 13 mei 1106 werd Godfried van Leuven benoemd tot nieuwe hertog van Neder-Lotharingen en markgraaf van Antwerpen.
Eerder al was Godfried, als altijd uit op gebiedsuitbreiding, in conflict gekomen met de Limburgse hertog en de prins-bisschop van Luik, beiden aanhangers van de afgezette keizer.

Na de meer dan 100 jaar durende machtswellust van de graven van Leuven was er in Brabant nog 1 plaats waar ze hun gezag niet konden doen gelden , het land van Grimbergen.
In °1085 kreeg Paltsgraaf Hendrik III , uit het huis van Leuven, het landgraafschap Brabant rechtstreeks in leen van de Duitse keizer , zodat het niet meer behoorde tot het Hertogdom Lotharingen ...... tot in °1106 ....... wanneer Godfried II uit het huis van Leuven eveneens de titel van Hertog van Lotharingen verkreeg.

Het land van Grimbergen was daar vermoedelijk niet bij.  Dat vernemen we later uit het gesprek tussen Arnoldus van Oijenbrugghe en Keizer Barbarosse :” .... hoe Grimberghen vroeger onder Lothrike stand, maer nu sedert lange jaren als eigen wordt bestiert ..... ” Bij het afleggen van manschap aan Godfried II als nieuwe Hertog van Lotharingen weigerden de
Heren van Grimbergen en was deze weigering de aanloop naar een lange oorlog.
Intussen is Margareta van Grimbergen, kleindochter van Waltherus Drakenbaard , rond °1138 gehuwd
met Waltherus Berthout , Heer van Mechelen en voogd van de Prinsen van Luik.
De spanningen lopen op .... tot °1159 .........Wouter Berthout (in naam van zijn schoonvader) : “ .... dat
zyne voorouders sinds meer dan twee hondert jaren hun goed en hielden van geene Heere, ten zy van
God , die boven allen is ..... dat zij rechtstreekse vazallen waren van Lotharingen, maar niet van Leuven
......
” Deze boute uitspraak verwijst expliciet naar het verleden , naar de vroegere Principes de
Grintbergh , naar landgraaf Odelardus.

De hertog diende klacht in bij keizer Frederik I , alias Barbarossa en die kwam persoonlijk bemiddelen in Affligem.
 

Helaas schrijft de overwinnaar de geschiedenis en zijn de bombastische verhalen en heldendaden over de beruchte Grimbergse oorlog sterk overdreven. 
Het verhaal eindigt bruusk met de brand van de
Grimbergse motte.


De waarheid is anders ..... de strijdbijl werd pas begraven in °1179 wanneer Gerard II van Grimbergen en Wouter Berthout het
huwelijkscontract tekenen van Hertog Hendrik I en Mathilda van Boulogne .


Het kleine domein , met inbegrip van de voorouderlijke burcht, werd een vrijheid met een eigen schepenbank.

De erfdeling van het patrimonium gebeurde pas in °1197.

De familiale goederen werden opgedeeld tussen de takken Grimbergen en Mechelen.

Het “Manseniersschap ” , een oud feodaalsysteem gebaseerd op de "Salische wetten " , verbond de vazallen aan de Grimbergse leenheer. Deze structuur bleef bestaan en werd getolereerd binnen de rechtsstructuur van het hertogdom Brabant........meiseniers mogen enkel gevonnist worden voor de Drossaard van Grimbergen ...... zij
hebben vrije doorgang en betalen geen tol doorheen heel het Hertogdom Brabant ...... zij zijn vrijgesteld van de dode hand ...... vrijstelling van karweien .....etc.     Merkwaardig.

Zoiets kan alleen mits goedkeuring van een hogere landvoogd , nl de Ottoonse Keizer.

Meuzegem en de Grimbergse oorlog.

In de Grimbergse verhalen is geen spoor te bekennen van Heren van Meuzegem, Wolvertem , Merchtem , Brussegem, Ossel en Steenhuffel ; noch de inmenging van de Burggraven van Brussel en het huis van der Aa.
Dat is vreemd en stemt tot nadenken. 
Hielden ze zich afzijdig en waren ze geen betrokken partij?
Of was de streek ontvolkt zoals de "monnik van Affligem in zijn Auctarium Affligemense " beschreef :" ....... landbouwers werden beroofd van hun hoven en goederen .....armoe, ellende, brandstichting en doodslag waren de oorzaak dat de velden braak bleven liggen........°1151 ....moordpartijen en branden langs beide zijden van de Zenne tot in Brussel toe .....quia filiis pacis pax precipue et concord necessaria est desideria mihi est omnibus ecclesiis sub mea ditione constitutis prout ualeo pacis huis uirtutem impertiri ut in turribus quoque nostris earum orationibus pax et abundantia salus atque uictoria possitoriri ....."

 

Nochtans zijn onze machtsdragers aanwezig.
In °1140 , in het midden van de strijd , wordt het vrouwenklooster van Nieuwenrode opgericht en in °1155 wordt de kerk van Wolvertem onder de voogdij van Diligem geplaatst. 
In °1156 zocht een verarmd Dilighem steun in de abdij van Drongen , omdat het Bisdom Kamerijk aandrong op een overname door Affligem.

De Heren van Meuzegem en hun motte-burcht.

De toponymie van Meuzegem verwijst naar talrijke borgt-namen : " ...... Borgtvelt , Borgtweyde , Borchbeke , Borghbosch , Borgmeers, Borgveldstraet ......"

Deze motte-burcht was allodiaal goed van de Heren van Meuzegem.

De percelen waarop de voormalige constructie stond , maakten deel uit van de verkoop van " het Hof te Mosenghem " in °1294 aan Pitsemburg.

Heel merkwaardig is de inplanting van de burcht.

Niet naast een beek , een weide of bos, nee , midden op de beste cultuurgrond van het domein.

Een burcht zonder wallen ? zonder water ?

Het " borgtveld " zoals het is beschreven in het landboek van Mottaer °1714 .

De exacte ligging van het opperhof en het neerhof is nog precies te achterhalen.

Bij een geologisch onderzoek vonden we op de plaatselijke " GIS-bodemkaart " een drassig perceel terug.

Dit perceel draagt weliswaar het toponiem " droge weide " maar is na het verval van het bolwerk opgehoogd met aarde afkomstig van de terpheuvel.

Het water van de wallen kwam uit het nabij gelegen " Meuzeghemvelt ".

 

Op diezelfde bodemkaart is de eeuwenlange erosie weergegeven als een gele strook. Hier ontbreekt het zand op de zandleembodem.

Niet alleen de ligging van de motte-burcht is merkwaardig , ook de functie van het gebouw is afwijkend.

 

De heren van Meuzegem hadden reeds hun motte , nl. het Hof te Meuzegem.

 

Op de kaart van Villeret dd °1745 zijn nog duidelijk de wallen waar te nemen.

Een van die wallen is reeds dichtgemaakt om het hof verder uit te breiden.

De motte-burcht van Meuzegem functioneerde als vluchtburcht.
Zij was centraal gelegen en bood bescherming voor beide gemeenschappen , zowel voor Meuzegem als voor Imde.

 

Even hogerop lag nog een andere gemeenschappelijke plaats, " de Lazarije ".
Hier werden eeuwen lang de pestdoden begraven.

In welk tijdvak mogen we dit bolwerk plaatsen ?
Indien we de vakliteratuur van de Meulemeester erbij halen, dan blijken de meeste ringwalburchten opgericht rond 1050 : " De opkomst van dit type versterking hangt nauw samen met de behoefte om de vaak nieuw verworven status te etaleren en macht ten toon te spreiden."

Weliswaar is de Grimbergse oorlog een duidelijk motief om de oprichting van zo'n motte te rechtvaardigen. 
Helaas is de toponymie van de motte-burcht verspreid en ligt "de borgtweyde " aan de overzijde van de " Hoelbeke " in Wolvertem. Zulke littekens komen uit een vroegere stadium wanneer de plaatselijke heren beschikken over een groter domein dan Meuzegem.

 

Naar de grootte van het bouwwerk is het gissen , eveneens naar de leeftijdsduur.
Ik vermoed dat onze burcht maar een kleine 100 jaar heeft bestaan.
Het was geen stenen bouwwerk maar een houten constructie.
Trouwens, de stenen zouden we gedurende eeuwen wel gevonden hebben op nabije velden.

De makers ervan bouwden een houten toren, namen grond en wierpen het tegen de toren aan, zo hoefde je geen energie te verspillen om extra funderingen aan te maken .

 

Het water kwam van het hoger gelegen "Meusegemvelt " en vloeide via de wallen naar de " Hoelbeek ".


Telkens wanneer het hout wegteerde , werd het bouwproces herhaald ....... elke 25 jaar ........ tot het eenmaal stopt ............

   TAK    MEUZEGEM

GENERATIE 1

Libertus van Mosenghem  °? cc 1140  +na 1198

 

Hij verkoopt rond °1198 aan de abdij van Grimbergen, 1/3 bunder land , eigen goed , voor 30 s(chellingen)

 

Dit perceel vinden we terug in het landboek van Wolvertem dd 1715-1717 , onderverdeling Nieuwpoortenvelt-Impde nr 87. 

Het perceel is gelegen op het " Nieuwerpoortenvelt " onder Imde.
Het is perfect 1/3 bunder , wat overeenstemt met de grootte van 0.i.33 of 1 dagwand en 33 roeden.

 

Blauw volle lijn = Neerpoortenstraat 
 

blauw stippellijn = ingang beemden
 

rood = het verkocht perceel

GENERATIE 2

Gekopieerde oorkonde dd °1599 , abdij van Affligem.

Impinus de Musenghem °? cc 1170 + 1226 Leenman van Hendrik I , hertog van Brabant. 

Musengem

 

 

littera henrici ducis lotharingia continentes quod feudum, quod ab ipso tenebat Im... de Musengem reportanit in manus suad, quod dux contulit ecclesia afflogeniensi libera possidendum actum anno M.cc.vi
 

 

Henricus Dei gratia dux 
Lotharingiae, omnibus ad quos praesens scriptum pervenrit , salutem. Ad notitiam omnium volumus pervenire, quod feodum, quod tenuit de nobis Im ... de Musenghem in manus nostras reportavit ad opus Ecclesiae Haffligeniensis. Et nos judicio hominum nostrorum, idem feodum pro remedio anime nostrae, eidem Ecclesiae colere, et possidere contulimus liberè, et absolute. Datum anno Domini millesimo ducentesimo vigesimo sexto, mensio Maio

        Sigilum , quod ......  

Meestal worden na de dood van de vazal de pachtgronden weer in leen gegeven, ofwel door sterfkoop aan de familie , ofwel door wandelkoop aan andere leenmannen. 

Na het overlijden van ".....Im(pinus de Mùsenghem ...." geeft de hertog zijn leen in pacht aan de abdij van Affligem.

Zijn zoon ? of broer ? , Henricus de Musenghem wordt datzelfde jaar nogmaals vermeld als Henricus uit het huis van Impinus.

GENERATIE  3

Henricus de Musenghem °cc 1200 +na 1226
zoon ? of mogelijk broer ? van Impinus de Musenghem.

Volgens historici Verbesselt en Wauters is "..... Hendrik de villa Impinus ...." de Heer van Meuzegem.

Henricus is leenman van Walterus en Egidius van Zottegem, en treedt op als getuige bij de verkoop van 17 bunders land aan de abdij van Groot Bijgaarden.

N de Mosenghem ° cc 1210 +na 1246   gehuwd met Aleydis N
N de Mosenghem ° cc 1210 +na 1246   gehuwd met Beatrix N

Oorspronkelijke oorkonde op perkament uit januari 1246 van de abdij van Grimbergen 


Twee uithangende zegels in rood was aan een dubbele perkamenten staart door enkele spleet.

 

 Zegel van Wouter van Zottegem "R. + SIGE..RI.DE : SOTHENG'." ( Sigillum Walteri de : Sotthengem ) + schild met leeuw waarover schuinbalk.

Zegel van Hendrik van Leefdael , meier van de Hertog van Brabant: "R:+S. HENRICI...VILLICI VLTRA CE..AM" (lees Sigillum Henrici de Levedale Villici ultra Cennam"

Wouter van Zottegem, ridder, Heer van Wolvertem en zijn vrouw Mabila, samen met Hendrik van Leefdale, meier van de Hertog van Brabant in Overzenne, melden dat zij 14 bunders land onder Wolvertem verkocht hebben aan de abdij van Grimbergen.
Deze 14 bunders werden voorheen in leen gehouden door de gebroeders van Mosenghem, uit het Theutoons huis. " ......de quatuor decim bonneriis fratrum domus theutonicorum de mosenghem pro quatuor solidis et quatuor denariis ..... ". 

Zij blijven deze goederen (in leen) behouden voor 4 schellingen en 4 denieren , maar zij worden ontlast van de verplichting om de boeren, die deze gronden bewerken, een onderdak te geven.

Dit betekent dat heren van Meuzegem deze landerijen zelf laten bewerken door hun eigen " servi " en/of  " cossaeten " .
" .....Item sciendum quod omnes predicti censuarii mansiones eorum tenent seu tenebunt, predictis fratribus de Mosenghem, Johanne Parvo et Henrico Regis exceptis....."

Ordo fratum hospitalis sanctae Mariae Theutoricorum Ierosolimitanorum

Het geslacht " de Mosenghem " duikt een eerste maal op in verband met de Duitse ridderordeDeze orde, de jongste van de drie grote ridderorden, naast de Tempeliers en de Johannieters (Orde van Malta) dankt ook haar ontstaan aan de kruistochten.Het eigenlijke ontstaan van de orde gaat terug tot het beleg van Akko, midden °1190 , toen burgers uit Bremen en Lübeck een veldhospitaal oprichtten voor de Duitsers die deelnamen aan de 3e kruistocht onder leiding van onze landvoogd, de Ottoonse keizer Frederick Barbarossa.     In datzelfde jaar verdronk de keizer en nam zijn zoon Frederick van Schwaben dit veldhospitaal onder zijn bescherming en droeg de leiding ervan op aan zijn kapelaan Conradius , die het hospitaal omvormde tot een gasthuisorde met als grondslag de regel van de Johanietters, beter bekend onder de naam " orde van Malta ".

Egidius Berthout , heer van Mechelen , treedt in 1234 op als "frater et procurator domus Theutonicorum in Brabantia ". 

Gezien het hier over de kapel van Nekkerspoel gaat, mogen we aannemen dat dit de zetel van de ridderorde in Brabant was. 

 

Pas op 28 oktober 1269 is er sprake van een vestiging te Mechelen onder "Jacob, commendator van de broeders van het Duitse Huis te Mechelen " en wordt de zetel van de Landcommanderij overgebracht naar het Hof van Betsemborg alias " Pitsemburg ".

De orde zegelt haar brieven met het zelfde wapen als de abdij van Dilighem ; een pelikaan die zijn voedsel opbraakt om drie jongen te voederen.

GENERATIE  4

Balduinus de Mosenghem ° cc 1240 +na 1287 zoon van N van Mosenghem en Aleydis N

" Propheet " (priester/pastoor) te Meuzegem . Volgens J. Verbesselt zou deze uit het Hof te Meuzegem komen.

Hij schonk goederen aan het Kapittel van Sint Rombout te Mechelen.

Arnoldus de Mosenghem ° cc 1260 +na 1295 zoon van N van Mosenghem en Beatrix N.

Christianus de Mosenghem ° cc 1260 +na 1295 zoon van N van Mosenghem en Beatrix N.

Walterus de Mosenghem ° cc 1250 + na 1295 zoon van N van Mosenghem en Beatrix N.

Vermoedelijk de oudste zoon en rechthebbende op de goederen van het huis van Meuzegem.
Wouter verkoopt in 1295 alle landerijen en het “Hof te Mosenghem ” aan de Duitse ridderorde van Pitsemburg.
Naar alle waarschijnlijkheid was het domein te klein om zich aan te passen aan de nieuwe landeconomie van de 13e eeuw. Zij verarmden en zagen zich geleidelijk verplicht zich te ontdoen van hun bezittingen. Dit verkavelingsproces was al gestart begin 13e eeuw.

Wellicht hebben ze hun goederen te Jette ook van de hand gedaan.
De nazaten vinden we terug in Mechelen.

Oorspronkelijke oorkonde op perkament, met uithangende zegel in groene was, van de schepenen van Wolvertem, met een dubbele perkamenten staart. zegel van 40 mm " +S' SCBINORVM. DE. WOLVERTHEM ", lopende wolf , naar rechts gewend, met lam in de muil.

Vermeld op de achterzijde. " Dese lettere hout dat wi ghecreghen ieghen Wouteren vorBeatrisen zone van Mosenghem siin huis ende hof te Mosenghem, Datum anno Domini M°.CC°.XCIIII° op den Meydach. "

De landerijen van het hof van Meuzegem worden bewerkt door Jan van der Zingt, Gijsbrecht van Ophem en Jan Coppens.

Zij zullen de landerijen blijven bewerken en er zelf borg voor staan.

Ook Wouter de Baerdemaeker stelt zich borg  en samen zullen zij Jan van der Zingt schadeloos en kommerloos houden.

Naar alle waarschijnlijkheid is Jan van der zingt de " besetsman " op de Hoeve van Meuzegem.

We hebben lang de theorie vol gehouden dat het domein te klein was om te overleven. maar indien we de verkoopsom in acht nemen, 24 pond een belachelijke lage prijs, moeten we het antwoord gaan zoeken in de toen gangbare regels van de Teutoonse orde, nl "...... gehoorzaamheid tot de dood en gelofte van armoede ...... " .

Van de vader was al geen sprake meer en Arnoldus trad op voor zijn minderjarige kinderen en zijn 2 broers. Misschien was 24 pond de afkoopsom om de verplichtingen tegenover de huurders na te komen. 

Wellicht hebben ze hun goederen te Jette ook van de hand gedaan.

" Dat si cont alle den ghenen die dese lettre selen sien ochte horen lesen dat Woutre Verbiatricen zone van Mosenghem heft vercocht den heren van Dijtschen Hus sijn hus ende hof in alle dien datd gheleghen es te Mosenghem om twintech pont ende vire tseense quite. Hijr toe soe heft de vorghenoemde Woutre gheloeft den heren gnoech te doene van alle stucken ende van allen ghebreke beide van heme zelven ende van de ongheiarde kinderen dire hiertoe gheboortig zijn.

Waer oec dat sake dats Woutre niet ne dade soe heft gheloeft Arnout sijn bruder ende Kerstiaen sijn bruder den vorghenoemden heren gnoech te doene met alle der vorwarden datd Woutre vore gheloeft heft. Ghevijlt oec alsoe dats Woutre, no Arnout, no Kerstiaen vorghenoemt sijn niet tne daden, soe heft gheloeft Jan van der Zingt ende Ghisebrecht van Ophem tser Ians zone, ende Jan Coppens zone van Imde, den heren gnoech te doene met alle der vorwarden datd de vorghenoemde Woutre ende Arnout ende Kerstiaen vore gheloeft hebben. Vort soe heft gheloeft Woutre ende Arnout ende Kerstiaen ende Ghisebrecht ende Jan Coppens zone vorghenoemd sijn ende Woutre Debartmacre den vorghenoemden Janne van der Zingt hijr af scadeloes te houdene ende commerloes. Ende vort soe heft de vorghenoemde Woutre Verbiatricen zone ale dese andre borghen die hijr vor ghenoemt sijn gheloeft scadeloes te houdene ende te quitenen.

Om dit vast ende ghestadech tsine ende want de late die wisers sijn van den goede neghenen zeghel en hadden soe quamen beide de vorghenoemde partien vor de schepenen van Wolverthem ende baden hen dat si haren ghemeinen zeghel hijr ane hinghen. Dese lettre was ghemaect in den iare Ons Heren doe men screef Dyncarnatioen. Dusentech. Twe hondert. neghentech. Ende vive. Op Sinte Philips dach ende Sinte Jacobs ende Sint Woutborghen irsten dach van meie. "

GENERATIE  5

N de Mosenghem ° cc 1280  + na 1295 kind van Walterus de Mosenghem
N de Mosenghem ° cc 1280  + na 1295 kind van Walterus de Mosenghem


Cfr : acte 1295 " .... van de ongheiarden kindren dire toe ghebortech zijn .....
Indien we dat juist interpreteren moet Wouter minstens twee ongehuwde kinderen hebben.
We zullen deze tak terug vinden in Mechelen.

GENERATIE 6

Martinus van Moseghem  °cc 1340    + na 1410 Maarten wordt vermeld als vader van Wouter, poorter van Asse.Volgens de hertogelijke cijnsboeken van Overzenne nr 44910, dd °1410 . " .....Wout mertens sone van moseghem te huseghem gheleghen ......xxv s ....."

GENERATIE 7

Walterus de Moseghem ° cc1370 +na 1410
Zoon van Martinus.

Huizegem is een klein gehucht te Asse, op de grens met Walfergem, Bollebeek en Kobbegem.

 

Het domein bezit een " Hof van Huseghem " welke toebehoorde in °1260 en °1269 aan Balduinus en Henricus de Husenghem.

TAK MECHELEN

GENERATIE 6

Joannes van Moeseghem ° cc 1320 +na 1376

Poorter te Mechelen.
Leenman en getuige voor Pitsemburg.

 
Joannes is in °1370 hoofdgetuige bij een enorme overdracht van goederen van Domicella Margaretha de Faukemont alias van Henegouw aan de Commanderij van Pitsemburg : "....Johanne de Moseghem , opidanis Machliniensibus, testibus ad premissa vocatis specialiter et rogatis..... "

Hij bezat goederen te Mechelen, waaronder een huis op de Korenmarkt.

Schepenbrief van Mechelen dd 20.07.1376 . 
..... Margareta de Winter, echtgenote van Henricus Scoef verkoopt aan de Heilige Geesttafels van de zeven parochies van Mechelen en aan de godshuizen, al haar recht op 10 pond erfelijke rente op de huizen van Jan van Moeseghem en Rumoldus de Baerdemaekere, gelegen op de Korenmarkt te Mechelen...."

GENERATIE 7

Joannes van Moeseghem ° cc1350    +voor 1415   X Elisabeth de Block

Schepenen van Mechelen oorkonden dat Jan van Moerseke erkent een cijnsgulden rente te hebben op een half bunders land gelegen in de Overstestraat op de hoek van de Ganzendries.  Hij heeft dit gekocht voor 5 zilveren en 5 gouden guldens van Elisabeth Blox, die de erfelijke rente verkreeg."..... Promittens predictus Johannes de Moerseke prenominate Elisabeth de premissis contra quoscumque juri et justicie parere volentes sub quatuor caponibus quinque libris pagamenti , hereditarii census et tribus firtellis siliginis ad vitam Johannis de Moeseghem ex dicto integro bonario necnon quinque florenis aureis et quinque denariis ......."

GENERATIE Mechelen ?

In de Mechelse kerkregisters zijn volgende geslachtsnamen terug te vinden : van Moescom -van Muscom - (van) Miscom - (van) Mosecom - van Moesecom - van Moesecum - (van) Moesekom - Mosegum.

TAK ?

Henricus van Mueseghem °1480 +na 1524
Wordt meermaals vermeld in de kerkrekeningen van Merchtem dd. 1524. 

ghegeven H(eer) Henrick va(n) mueseghem....vanden boeke die leeste reeste ...... X s, ? VI ? "

 

Hij ontvangt driemaal een bedrag, tweemaal uit handen van Martinus Breem, de Kerkmeester, voor het geleverde werk en een derde maal voor voorgedrukte boeken met ranglijsten.
Zijn aanspreektitel " H(eer) " moet als religieus bestempeld worden.

"ghegeven H(eer) Henrick van mueseghem dat merten breem gaf ...........XX s," "ghegeven noch den selven ......XX s , XV d "

NAAMGENOTEN

Judocus van Museghem °cc 1435 
Glasblazer te Brugge. 
De naam van dit geslacht is afgeleid van het gehucht Mussem, een bijna verdwenen plaatsje in West-Ecques, Frankrijk.
Het boek van de gilde der glasblazers in Brugge vermeldt : Judocus van Museghem kreeg een opleiding glasblazen bij Meester Wilhelmus Lombaert in maart 1464 en was " vynder " in 1466.

 

Joannes van Mussegem °cc 1463 +na 1524
Waarschijnlijk zoon van Judocus.
Eveneens glasblazer in Brugge. Ook van Mussegem geschreven : van Museghem, van Musegheem, van Mussem, van Mussegem.  " Verrier, etranger, admis a la maitrise en 1483 "
Leidde zelf verschillende leerlingen op , Jacques en Copkin van Haveynis, Henri van den Winter, Pierre Dierics, Nicolas de Povere.
Was " vinder " in 1489, 1490, 1504, 1516, 1519. Was "doyen " (deken van de gilde) in 1500, 1506 en 1509.
"Item int jaer van grasie dust vyf honderte de xxje dach van marte, so es gheordyneert en ghesloten by de Deckin, Jan van Museghem ende al zyn heedt, Joos Smet, Adryan Brant, Dyrich Wethof, Robert Bonllet, Adryan vander Brugghe, Loys de Backere, Jan Hodoelf, Jacop Spronc, Pieter Cazinbroot, beede gouverneurs, en voort ale ghemende gheselscap vanden ambochte, dat van nu voordan niet hoorlooft en wort dat de verlecteres zul mout ......"

bottom of page